Het is ons gelukt. Ik geloofde erin. Manlief niet. Maar dat is wel typisch aan ons. Ik geloof net iets meer in de mogelijkheid van het onmogelijke.
Dat het niet simpel zou zijn wist ik wel. Het zou tijd vragen. En vooral doorzettingsvermogen. Om niet halfweg de strijd op te geven. Maar onder het motto “Es ist noch nicht alles verloren” dapper door te gaan.
Het vroeg niet enkel van mezelf maar van iedereen inzet. Iedereen in dit huis. Want ingebakken aangeleerd gedrag veranderen voelt soms als water naar de zee dragen. Het is een weg van lange adem. Maar als je er niet aan begint bereik je het ook nooit. En ook al is dochterlief een tiener nu konden we het haar nog met de paplepel ingeven.
Onder de slogan “sorteren kan je leren” gingen we aan de slag. Waar we vroeger een grote zwarte vuilniscontainer voor het brandbaar afval hadden en een kleine groene voor alles wat compost kan worden wilden we de rollen omkeren. Niet enkel door correct te sorteren. Maar ook door nog bewuster te kopen.
En niet wat betreft de inhoud van onze aankopen want duurzaam en lokaal kopen deden we al langer. Maar door de verpakking en het afval dat we eraan overhouden kritisch te bekijken. Doordat die zwarte container zo klein was geworden moesten we noodgedwongen zo weinig mogelijk brandbaar afval kopen.
Tijdens onze sorteeruitdaging voelde ik me vaak verbonden met de afvalcontainers. Ze symboliseerden onze rollen in huis. Ik ben de groene. En heb nog hoop dat de maatschappij ook groener zal worden. Dat de mens bewuster zal omgaan met waar hij of zij deel van uitmaakt. En dat de mens zich er niet langer boven zal stellen.
Manlief is de zwarte. Hij meent dat alle inspanningen van individuen voor het klimaat en iedere druppel water die niet verspild wordt de verdampende druppel op een hete plaat is. Zolang de groten der aarde zich haar toe-eigenen, wereldwijd massaal de natuur aan hun wensen aanpassen en hun economische belangen ver boven de klimaatbelangen stellen is iedere individuele inspanning verloren.
Al langer dan vandaag huisden manlief en ik samen als de afvalcontainers in de tuinkast onder hetzelfde dak. En zorgde onze wisselwerking voor een goed beheer van onze gedachten en handelingen. Hierdoor lukte het ons ook om gaandeweg onze afvalberg te verkleinen. En ons geloof in een betere toekomst voor de komende generaties te laten groeien.
Ook het groeiend debat over de impact van de klimaatcrisis en de initiatieven om de crisis aan te pakken sterkte mijn geloof dat wat we hier thuis deden kon bijdragen aan het redden van de natuur. Of dan toch het bewustzijn bij dochterlief te vergroten. Zoals het thema van het Klarafestival “Es ist noch nicht alles verloren“. Waarin tijdens een debat de vraag werd gesteld: ‘Kan, in het aanschijn van een dergelijk mondiaal probleem (de klimaatopwarming), persoonlijk engagement een verschil maken?’.
Het kan. Als we ons als individuen groeperen en een beter klimaatbeleid bij de regering eisen. Het kan. Als we tot in de kunsten onze stem laten horen. Zoals de klimaatdichters doen. Het kan. Als de wetgever zich achter een groener beleid gaat stellen afgedwongen door De klimaatzaak.
Het kon. En het onmogelijke bleek mogelijk. Onze kleine zwarte container voor brandbaar afval was amper vol. Ons aankoopgedrag was bijgesteld. En het realisme van manlief had me niet met beide voeten op de grond gekregen. De realiteit echter wel.
Met beide voeten op de grond die wegzakte. Meegesleurd in de stroomversnelling die de jarenlange ingebakken, getolereerde, door de vingers geziene of in de doofpot versmoorde klimaatvernieling had veroorzaakt. De grond die door moeder natuur werd weggespoeld. En door een slecht waterbeheer. Door de mens veroorzaakt. Met een zondvloed had de natuur alles weggeveegd. Om met een schone lei terug te beginnen.
Het onmogelijke was mogelijk geworden. Heel dicht bij huis. Dát was vooral het onmogelijke. Dat het onze generatie hier en nu zou treffen was eerder een ver van ons bed show. Es ist noch nicht alles verloren bleek vier maanden later Alles ist verloren te zijn.