Het werd dringend tijd. Tijd dat de zomer – waarvan ik steeds grote verwachtingen had – voorbij was. En dat ik tot inkeer kwam dat ik ieder jaar teleurgesteld zou zijn als ik hem niet de tijd gaf van meer dan één seizoen.
Ieder jaar nam ik me voor me door de zomer te bewegen als op een pelgrimstocht. Op mijn eigen tempo op trage wegen. Te voet of met de fiets tussen de veranderende kleur van het goudgele graan. Met mijn blik op de uitgestrekte weg voor me. Terwijl ik onderweg stil zou staan om me in de zomer onder te dompelen met al mijn zintuigen. En te genieten van de geur van de eerste regen na een lange periode van droogte. De zon te vangen op mijn bleke huid. Eens om te kijken naar wat ik ondertussen achter me had gelaten. En verder te stappen met het besef dat iedere stap me dichter bij mijn doel zou brengen.
Mijn geloof in het goddelijke van de zomer berustte op de herinneringen aan mijn leven als jonge twintiger. Toen ik nog fietste op de traagheid van de zomer. En ik voor mijn vakantiejob als suppoost op de Poëziezomer in Watou – nu het Kunstenfestival – even lang onderweg was als de uren die ik er ter plaatste besteedde.
Ik vertrok te voet vanuit mijn ouderlijk huis naar het station. Om van daaruit verder te reizen per trein en met de fiets. Richting het kunstdorp dat precies op de rand van de wereld lag. Op de grens tussen de werkelijkheid en het niets.
Op mijn dagelijkse reis vergleden de huizen van de stad. Tot ze enkel nog de aarde werden waarop hopranken verrezen. De geëffende weg waarop de trein hobbelde werd op mijn fiets een lange helling tot in het dorp. Van de mensen die me onderweg vergezelden nam ik gaandeweg afscheid. Tot ik helemaal alleen en met gedoseerde krachten fietste op het ritme van de traagheid. En zo het bedevaartsoord bereikte waar alles tot kunst was verheven.
Zo fietste ik een hele zomer lang. Terwijl de tijd verstreek tussen de hopranken en ik de hopbellen zag bloeien en rijpen. Tot ze klaar waren voor de pluk. Op hetzelfde trage tempo groeiden in mijn hoofd de gedichten die me dagelijks vergezelden tussen de beeldende kunst. Tot ik iedere zin, elk woord en elke pauze kon prevelen terwijl ik met mijn ogen dicht mijn pelgrimstocht aflegde. Twee keer per dag. Heen en terug.
Mijn dagelijkse tocht werd een processie. Een proces dat zich voltrok gedurende mijn zomervakantie. Een proces van niets – kale hopranken en woordeloze gedichten – naar iets – kunst in al zijn vormen. Tot ik in vervoering raakte tijdens het afleggen van mijn trage weg.
Na die zomers heb ik dat gevoel nooit meer ervaren. En ook dit jaar bleef het bij een schietgebedje. Terwijl ik mijn blik op mijn voeten richtte. Op de plek waar ik ter plaatse bleef trappelen. De tijdsdruk van het nieuwe schooljaar – alweer door mezelf opgelegd – hijgend in mijn nek. Want bij een nieuw schooljaar moest ik me in de startblokken klaar houden. Voor een sprint in het laatste kwartaal. Om bij te benen waar ik nog wat te bereiken had. En er onderweg misschien nog iets bij te nemen zodat het jaar succesvol afgesloten kon worden. Alsof de wereld na dit jaar zou vergaan.
Uiteindelijk kwam ik tot inkeer na het zien van een documentaire over de Nederlandse kunstenares Claudy Jongstra. Waarin de kunstenares het gehele proces beschrijft van het tot stand komen van haar textielkunst. Alle materialen die ze gebruikt worden geproduceerd in haar zelfvoorzienend atelier. Volgens eeuwenoude ambachtstechnieken. Monnikenwerk. Dat met veel engelengeduld wordt verzet. Want voor het verkrijgen van de kleur Rembrandt rood moet de Meekrapplant drie jaar groeien en twee jaar drogen. Weekt de wortel een hele nacht en wordt hij minstens twee uur gekookt. Pas daarna kan men aan het verven van de wol beginnen.
Het procédé voor het verkrijgen van die intense rode kleur deed me beseffen dat ik geen traagheid meer ken. Geen geduld heb om te wachten tot niets iets wordt. Het werd dus hoog tijd dat ik mezelf tijd zou geven op de weg naar wat ik wou creëren. Onderweg stil zou staan in het proces dat zich daarin voltrok. En mezelf ook meer dan één seizoen zou gunnen.
Het werd dringend tijd. Voor traagheid.
Mooi, ik herken en ken de dingen die je vertelt.
Ook Claudy Jongstra en waar ze mee bezig is…
Geniet van de traagheid, en grijp ze stevig vast!
Lotte
Dankjewel Lotte voor je reminder om de traagheid te omarmen. Want ze glipt er heel snel tussenuit als je even zonder aandacht bent.