Ze laat me los. Ieder schooljaar wat meer. Terwijl ik nu meer dan anders haar hand wil vasthouden in een wereld die naar het vagevuur neigt. Maar ze is er klaar voor. Want vorig jaar viel ze al uit het paradijs. Of was ik het eerder?
Ik had me heel goed voorbereid op alles wat kon mislopen tijdens de eerste schoolweek. Extra lunchboxen gekocht. Een tweede fluojas voorzien. Een doos vol koeken in mijn handtas gepropt. Om mijn hangry dochter te temmen na school. De banden opgeblazen van de fiets. En die voorzien van een extra grote fietstas voor de hand – en schooltas, turnzak, laarzen en veel te grote knutselwerken. De diepvries gevuld met maaltijden voor ’s avonds. Mocht de ochtend alle energie hebben weggevreten.
Mijn voornemen om op de eerste schooldag zonder stress op tijd aan te komen op school wierp zijn vruchten af. Klokslag acht uur stonden we klaar om te vertrekken. “Mama, de Sint die bestaat toch niet? Dat zijn jullie”.
De vraag doemde achter mijn rug op als een vloek. Hier en nu. Op dit eigenste moment deze vraag stellen was des duivels.
Er ontstond instant paniek in mijn hoofd. Waren we al drie maanden te laat voor school? Vandaag was toch 1 september en niet 4 of 5 december? Hoe kon ik hierop diplomatisch antwoorden? In die koekendoos onderin mijn handtas in de extra grote fietstas van mijn fiets met opgeblazen banden kon ik niets bruikbaar terugvinden.
Ergens tussen de rommel in mijn hoofd vond ik een plausibele uitleg die ik ooit had gelezen. Een uitleg met correcte informatie. Maar met toch nog wat franje om de realiteit van deze wereld te verzachten. Want wie wil nu zijn kind op de eerste schooldag in tranen aan de schoolpoort afzetten?
“Ok, dat dacht ik al”, was het antwoord van mijn op dat moment zo volwassen dochter. Geen tranen van verdriet, geen woedeaanval, geen verwijten of verwensingen naar de hel. Ik dank nog steeds mijn beschermengel.
Later las ik dat de negenjarige leeftijd volgens antroposoof Rudolf Steiner een van de belangrijkste keerpunten in het leven van een kind is. “De val uit het paradijs”, noemt hij het. Dat is het moment waarop een negenjarige de wereld rondom zich gaat zien hoe hij echt is en niet zoals door zijn fantasie gekleurd of door volwassenen in stand gehouden. Het is de leeftijd waarop kinderen in het spanningsveld zitten tussen kind zijn en volwassen worden. Tussen nood hebben aan alleen zijn en de angst om alleen te zijn.
Haar val uit het paradijs verliep vlekkeloos. De mijne sloeg een diepe wond. Alle andere momenten in haar leven had ik zien aankomen. Haar eerste tandje, haar eerste stapjes, de eerste woorden, eerste schooldag. Op dit moment was ik niet voorbereid. Het moment waarop magie voor eeuwig plaats maakt voor realiteit.
Mijn val uit het paradijs was nog niet gebroken toen ze me de volgende ochtend vroeg: “Wat hebben jullie dan gedaan met al mijn tuutjes die ik aan de Sint gaf?” Ik belandde als het ware in de hel. Ook dit opbiechten was heiligschennis. Ik had al haar fopspenen en Sintbrieven zorgvuldig bewaard.
Voor later. Nadat ze me stap voor stap los liet. Om haar eigen weg te gaan in de wereld die ze nu stapvoets ontdekt. En ik haar beschermengel probeer te zijn.