Het was uiteengespat. Met een knal op de grond. Uitgesmeerd over de hele vloer. Ik zag het gebeuren maar kon het niet opvangen. Ik had weer te veel bespaard. Iets wat ik nog te vaak doe.
Hoewel ik meestal tevreden ben van huismerken was dit een echte miskoop. Het begon al toen de fles bij het eerste gebruik weigerde te sproeien. Toen ik de antikalk uiteindelijk aan de praat kreeg en mijn douche ermee besproeide liep het product stante pede van de wand de afvoer in. Weg was het beloofde effect van het schuimend goedje dat de kalk van de wand zou knagen. Ik had de fles toen al in de vuilnisbak moeten gooien. Stande pede. Maar duurzaam omgaan met materiaal is nu eenmaal iets waar ik voet bij stuk houd. De kop draaide zot. En toch bleef ik ermee aan de slag. Tot de fles vandaag van zijn voetstuk viel en ik enkel de flessenhals nog in mijn handen had. De rest vloeide over de vloer.
Besparen zit me in de genen. De West-Vlaamse genen die een ander besparen door de lasten zelf op de schouders te dragen. Maar toen ik daar met die flessenhals in mijn handen stond, besefte ik dat er een groot verschil is tussen besparen en spaarzaam zijn. Waarom had ik dat verschil niet eerder ontdekt?
Op die met antikalk bekladde vierkante meter keerde ik terug naar mijn kinderjaren. Ik zag mezelf aan de keukentafel zitten bij mijn grootmoeder. Een vrouw die in haar leven hard had gewerkt. Tijdens de mooiste jaren van haar jonge leven een oorlog had doorstaan. De grootste crisis die je volgens mij kan meemaken. En jaren later het grootste verdriet dat een vrouw kan kennen met zich meedroeg. Toch stond ze steeds kranig recht. Met opgeheven hoofd. Rechte schouders en de voeten stevig op de grond.
“Spaar je tranen voor later”, zei ze, “je zal ze nog nodig hebben”. Ik volgde haar goedbedoelde raad op en slikte mijn tranen weg. Ze nam me daarna in een stevige omhelzing vast. Want ook daarvoor deed haar statig postuur dienst. Troosten.
Haar uitspraak werd door anderen gedurende mijn leven aangevuld: ‘Bespaar je de discussie. Zwijgen is de beste optie’. Het spreekwoord “Een kerremesse is een gjèselinge weird” werd bij ons omgekeerd toegepast. Eerst moest je afzien voordat er plezier mocht volgen. Meestal bleef het plezier uit. Had het werken al zijn tol geëist.
Ik had niet enkel mijn tranen en woorden opgespaard gedurende de jaren. Ik had ook op mezelf bespaard. Door mezelf niet te sparen. Alles wat ik zelf kon doen deed ik. Ik dacht de schouders van mijn grootmoeder te hebben. Schouders die veel kunnen dragen. Tot het vorig jaar bijna uiteenspatte. Met een knal op de grond. En ik net niet uitgesmeerd op de vloer lag. Ik had het zien aankomen en kon het opvangen.
Ik kreeg de kans spaarzaam met mezelf om te gaan. Minder te besparen op mijn interesses en vrije tijd. Meer tijd te investeren in de mensen rondom me, die elk op hun manier dan weer in mij investeerden. Het jaar bepaalde echter dat ik weer spaarzaam moest zijn met mijn contacten. Vrijetijdsbesteding werd door andere wetten beperkt.
Ik geselde mezelf door mijn tijd te vullen met wat voor handen lag. Want de kunst van het niets doen kende ik nog steeds niet. Klussen, opruimen en poetsen. Meestal kostte het me energie maar gaf het er ook terug. In de vorm van voldoening wanneer ik het resultaat zag. Doordat er tijdens het uitvoeren van de handenarbeid ruimte ontstond in mijn hoofd. Die ingevuld werd met inspiratie en inzichten. En het bracht financieel ook wat op, want ik bespaarde op de kostbare tijd van een ander.
Tot het uiteenspatte. En ik daar met de flessenhals in mijn handen stond. Niet in staat de fles op te rapen. Want ik had mezelf niet gespaard. Het gevolg van te zware fysieke inspanningen herinnerde me eraan dat mijn schouders toch niet zo sterk zijn. Dat ik het gewicht moet verdelen. En spaarzaam moet omgaan met mezelf.