Lichtjaar

Ieder jaar koop ik licht. Veel licht. Theelichtjes, kaarsen, kerstboomverlichting en slingers vol LED-lampen. Voor de sfeer. Tijdens het donkerste seizoen van het jaar.


Ik hou er eigenlijk wel van. Van die donkere dagen. Zo tussen Sint-Maarten en Kerst. Wanneer we de duisternis buiten verlichten met lampionnen. En in iedere donkere hoek van onze woonkamer een theelichtje brandt. Terwijl de lange slinger led-lampjes in onze kerstboom voor verlichting zorgt tot ver buiten ons huis.

Ik ben er ook niet bang voor. Voor het donker. Want enkel in het donker kan ik de mooiste schitteringen zien. De weerkaatsing van de zon die de maan doet oplichten. Het zacht knipperen van de sterren aan de hemel. Het dansen van de vlammen in de lantaarn.

Het herinnert me aan mijn tramritten als student. Waarbij de verlichte woonkamers zich als de deurtjes van de adventskalender openden naarmate de avond vroeger duister werd. Iedere dag kwam er op mijn route een kamer bij waar een kerstboom vol lichtjes stond. Een Oosterse lantaarn voor een warme gloed zorgde. Of een nieuwe kaars op de Chanoekia werd gebrand tijdens het Joods lichtfeest. Op die kleine stip waarop ik me toen op de aardbol begaf kon ik zien dat de hele wereld in die donkere dagen op zoek ging naar licht.

In het donker kom ik dicht bij mezelf en ook dat schrikt me niet af. Want vanbinnen is er steeds licht. Licht dat ik heb opgeslagen tijdens de zomer. Als een oplaadbare batterij die werkt op zonne-energie. Waardoor ik als een schemerlampje blijf branden tot de dagen terug langer worden.

Nu en dan zoek ik de duisternis bewust op. En ga ik aan mijn schaduwkant staan. Om mijn licht te laten schijnen op wat ik denk. En af te toetsen of mijn geest nog voldoende verlicht is. Ik houd mijn schaduwkant ook vaak tegen het licht. Om te zien of het nog lichtdoorlatend is. Voor verhalen, meningen, vragen, verzuchtingen en stiltes van buitenaf.

Maar dit jaar tast ik wat in het duister. Zonder succes ben ik op zoek naar de glinstering in de ogen van dochterlief. Nadat de magie uit haar wereld verdween werd die vervangen door een werkelijkheid waarin ze nog weinig sprankeling ziet. Voor het eerst maakt het donker me ook bang. Want wat aan licht van buitenaf binnenkomt is vaker gekleurd, verblindend of zo goed als uitgedoofd.

En als ik in de avond door de stad fiets zie ik vele onverlichte hartkamers. De deurtjes van de aftelkalender blijven gesloten. Want naar wat tellen we nog af? Naar een nieuw jaar vol licht? Of staat dat nog lichtjaren van ons af? Misschien missen we het geduld om ons even in het donker te begeven en ons zicht te laten wennen. Zodat we toch nog zien dat er licht in het duister is.

Ik kocht gisteren dus licht. Buitensporig veel licht. En hing het in de bomen. Als dauwdruppels die de opkomende zon weerspiegelen. Ik liet het drijven op de waterplas. Waarin de maan zich weerspiegelt en nog meer kan schijnen dan in z’n eentje. In de uitgeholde biet droeg ik het met me mee. Om zo zijn warme gloed vanuit de diepe donkere aarde over haar oppervlak te verspreiden. Ik strooide ook wat op de grond zodat als het sneeuwt een schitterend tapijt ontstaat.

En met wat ik nog over heb van dat buitensporig veel licht zal ik bijlichten. Als blijkt dat de wereld na dit jaar nog duister zou blijven.


Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *