Ik ben uit mijn winterslaap gewekt. Door het felle zonlicht van de veel te vroege lente. Als een egel had ik me de laatste weken opgerold in mijn winterjas en blindgestaard op mijn binnenkant. Met half dichtgeknepen ogen wen ik aan het licht. Slaapdronken van de lange winter.
Op blote voeten en zonder jas zet ik me op het terras. Met mijn eerste kop koffie om halfnegen op een van de laatste dagen van februari. Vandaag wordt het achttien graden. In gedachten hoor ik mijn grootvader zeggen: ‘In mijn tijd sneeuwde het van sinterklaas tot pasen’.
Ik hoor de vogels elkaar een goeie morgen toefluiten en merk de nestdrang van het eerste koolmeesje dat het nestkastje komt inspecteren. Op zoek naar onderdak voor de lente. Naast me zit het konijn in haar dikke wintervacht. Mijmerend kijkt ze rond op zoek naar het stukje ijs waar ze vorige week nog op haar kousenvoeten schaatste.
‘Je zal eraan moeten wennen’, zeg ik haar. Ik weet dat ze me hoort. Want ze spitst haar oren mijn richting uit. Ze luistert ook altijd en laat me uitpraten. Hoewel ik soms niet goed weet wanneer ik alles heb gezegd. Ze oordeelt ook niet. En doet me reflecteren naar wat ik zeg als ze me aankijkt met haar glanzend oog waarin ik mezelf zie. Door de ogen van een ander krijg ik vaak een heldere kijk op mezelf. Bij gebrek aan sociale contacten kijk ik dan maar in de ogen van mijn konijn.
‘Ja, je zal je aan de veranderingen van het klimaat moeten aanpassen. Net zoals wij. Mensendieren. Wij gooien onze vacht uit en doen hem de week erna zonder moeite terug aan. In de zomer koelen we onze huizen. En als het ijskoud is stoken we een heerlijk vuurtje. Het restafval dat we daarvan hebben blazen we de lucht in. Zo maken wij dat wat jij nodig hebt stuk. Dat we er zelf aan dood kunnen gaan hebben we het laatste jaar ondervonden. Dat we er hierna nog wakker van zullen liggen, dat zijn zorgen voor morgen.’
Ik zie de angst in haar ogen wanneer ik het haar vertel. Konijnen zijn heel gevoelige dieren. Ze kunnen zomaar sterven door stress. Of in de toekomst aan de gevolgen van de klimaatverandering. Zij zal het niet meer meemaken. Haar jongen misschien wel. Net als onze jongeren. Die nu al wakker liggen van de veranderende wereld waarin ze nog jaren voor de boeg hebben.
Pretraumatische stress. De term die psychiater Caroline Van Damme beschrijft in De #klimaatraad als ‘het vooraf vertonen van de symptomen van een trauma, omdat onze jongeren weten dat er een trauma op komst is. Ze hebben nachtmerries en angsten. Gedachten over het trauma die terug komen en een obsessie worden’. Dr. Caroline Van Damme is klimaatpsychiater die mee aan de basis staat van Psy4climate. Psy4climate benadrukt dat een ecologische levenswijze resulteert in een gezonder lichaam en psyche. En gaat samen met de klimaatjongeren en anderen de strijd aan voor een betere ecologie en bij gevolg ook een betere geestelijke gezondheid.
Ik vraag me af of er nog plaats is voor mijn konijn op de wachtlijst bij de psycholoog. ‘Wachtlijsten bij psychologen worden afgesloten’ lees ik in de fabeltjeskrant. Ik zie lange rijen staan met voorop fragiele vogeltjes die al langer wachten op psychologische hulp. Die nog hopen op een nestje voor de lente van dit jaar. Vorig jaar stonden ze ook al in de rij. Ze zijn enkele plaatsen vooruit geschoven. Dankzij anderen die alle hoop zijn verloren. En de rij hebben verlaten.
Daarachter staan er beren. Beren van mensen die hun dikke vacht verliezen. En in de kou van het leven staan door de ingrijpende veranderingen. De financiƫle zorgen. Of eenzaamheid. Achter de beren staan de jongen van alle andere dieren in het dierenrijk. Jongen die opgroeien in een kudde, een volk, een roedel of een school. Maar nu aan hun lot overgelaten zijn en het alleen moeten beredderen. Die zichzelf niet kunnen spiegelen in de ogen van hun leeftijdgenoten. Jongeren voor wie het bos het speelveld zou moeten zijn waarin ze leren van anderen. Maar die hun habitat zien verdwijnen door allerlei problematieken.
Ik zie een traantje in het oog van mijn konijn. ‘Het komt goed’, probeer ik haar en vooral mezelf te sussen. Ik slurp aan de koffie die al langer is opgedroogd onderin mijn kop. Net zoals het water in de zomer op de bodem van de verschroeide aarde die ook in de rij staat voor dringende hulp. ‘Als wij elkaar helpen komt het goed’, probeer ik haar te overtuigen. ‘Psychologie en natuur hangen samen. Als wij voor de natuur gaan zorgen, zorgt zij voor ons. Misschien moeten we niet meer in de wachtrij gaan staan om terug verbinding met onszelf te vinden. Maar de verbinding met de natuur terug zoeken.’
Ik besluit mijn winterslaap te laten voor wat het was. Trek mijn jas aan en ga wandelen. Voor ik vertrek geef ik mijn konijn de raad om ook nog even haar wintervacht aan te houden. Want het kan nog koud worden de komende weken. Ze knipoogt.
Ondertussen hoop ik dat de mensen ook nog even hun dikke vacht kunnen aanhouden. Tot ze elkaar deze zomer kunnen omhelzen als een heel dikke winterjas.